Grote Wittenburgerstraat in het crisisjaar 1934 |
Heeft het nog zin om naar een sociale huurwoning te zoeken? Niet dat ik hier weg wil maar je weet nooit hoe lang de financiën het toelaten te blijven. Het is bijna een belediging wat Woningnet mij durft aan te bieden. Voor alle zekerheid sta ik ingeschreven met 2 personen. Een tochtgat van 30 vierkante meter, maandelijkse huur 380 euro, daar zou je, volgens de woningdienst, met z'n tweeën tevreden mee moeten zijn. Die hele sociale huurhuizen stellen niets meer voor. Het systeem is achterhaald. Je kunt beter met een aantal mensen een oude, lege school of fabriek huren of kraken en die verdelen in woonruimtes. Gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Ik maak me er zo kwaad om omdat ik, verdomme, al vanaf 1982 sta ingeschreven bij dit achterlijke gedoe. Het lijkt de Sovjet-Unie wel.
Virginia Woolf, een eigen kamer maar toch niet gelukkig |
De laatste winter dat we er woonden was onder erbarmelijke omstandigheden. De buren waren al vertrokken. Er werd dus niet meer gestookt en de isolatie van ons woninkje bestond uit slechtklevende tochtstrips. We hadden ons verschanst in het woonkamertje (waar mijn eerste kat Daisy, de schat, een jaar eerder, besprongen was door de rode buurkater en volkomen onverwachts 5 kittens ter wereld bracht) bij de gaskachel. Daarnaast brandde ook nog een butagaskacheltje. Gelukkig kregen we snel een woning aangeboden in de Jordaan, ik geloof ook slechts 32 vierkante meter, zonder douche en, uiteraard, op geen enkele wijze geïsoleerd waar we ook nog een paar jaar naar tevredenheid hebben gewoond.
Toen begon ik te verlangen naar, wat Virginia Woolf noemt, A Room of One's Own.