In het verpleegtehuis zitten maar een paar mensen die revalideren. Voor de rest is het tehuis het eindstation. Dementen, Korsakovs en kettingrokers.
Als ik ernaar toe ga moet ik eerst door een hashwalm, het wemelt er van de coffeshops. Daarna krijg ikmijn dagelijkse doses nicotine van de buitenrokers van het tehuis. Zo deprimerend.
Ik had een vraag voor een van de mederwerkers. Ze antwoordde: 'Dat kunt u beter aan de dokters vragen. Hun weten dat het beste.' Ik heb niet de indruk dat de communicatie tussen het OLVG en het tehuis optimaal is. Meneer moet zo snel mogelijk in conditie komen. Tot nu toe moet Hans steeds om eten vragen. De medewerkers koken zelf. Zondag: een soort nasi met spruitjes. Geef mij maar cuisine Henriêtte.
Ik heb vandaag een humeur om op te schieten. Zin om te schreeuwen en te huilen. Daar zaten ze weer, de korsakovpatiênten met hun zware shag. Stelletje losers. In de eetkamer zaten een paar wezenloze figuren met hun hoofd op de tafel. Ik had ook geen zin om aardig te zijn tegen de patiënt. Of ik spullen had meegenomen. Wat voor spullen? Schone broeken en hemden. Nee, ik had geen zin om te sjouwen. En hoe het zat met zijn woning. Hielden die huurders het wel netjes. ' Joh, dat interesseert me geen bal. Jij hebt die mensen in huis gehaald en ik mocht me nergens mee bemoeien. En nu zitten we hier, godverdomme.'
Sorry, ik kan het even niet opbrengen om net te doen of alles koek en ei is. Het fokking eindstation.